Dr.L.D.Terlaak Poot over Openbaring 12 in zijn "Spiegel van de Eindtijd".

12:1-6 De vrouw en de draak ( zie voor de Bijbelteksten Openbaring 12 (A)).

Het gaat nu aan op het hoogtepunt, het brandpunt van Openbaring.
Het wordt in hoofdstuk 14 bereikt.
Alvorens de beschrijving van deze titanische eindstrijd komt, schouwt Johannes een
uiterst eigenaardig visioen, dat hem de geestelijke achtergrond ervan laat verstaan.
Dit visioen grijpt ver terug, in de grauwe oertijd, toen God vijandschap zette tussen de
nakomelingschap van de vrouw en die van de slang.
Het grijpt ook ver vooruit en projecteert het paradijsverhaal op reusachtige schaal in de
laatste fase van de strijd tussen Godsrijk en satansrijk.
In dit twaalfde hoofdstuk naderen we de kern van dit boek.
Een wonderlijke verschijning aan( niet in) de hemel, een teken, dat volle aandacht eist,
werd hier gezien.
Midden in de felle schitter van de zon een gedaante, een vrouw, gehuld in gouden
zonneglans.
De zilveren maan diende haar tot voetbank en op haar hoofd fonkelde een diadeem van
twaalf sterren.
Een 'teken'!
Jesaja moest tot koning Achaz zeggen, dat hij een 'teken'voor zich moest vragen van
God, diep in het dodenrijk of boven in den hoge ( 7: 10 en verder).
Op 's konings weigering ( uit religieuze schuw) kréég hij een teken: een jonge vrouw (
zijn vrouw) zou zwanger worden en een zoon baren; diens naam zou zijn Immanuël,
God met ons.
Was het teken de voorzegging, dat het een zoon zou worden of was het die messiaanse
naam?
Of beide?
In elk geval toonde deze zoon, Hizkia, duidelijk trekken van messiaanse signatuur.
Bij het vermelden van dit 'grote' teken zal Johannes aan dat messiaanse teken, door
Jesaja aangekondigd, gedacht hebben.
Het 'andere' teken ( in vers 3) zou dan het alternatieve teken zijn uit de onderwereld,
waarvan Jesaja sprak.
Ook al gebruikt Johannes hier mythologisch-astrologische beeldtaal, hij houdt het bij het
bijbels materiaal.
Homerus tekent de koningin des hemels, Hera, met zo'n juwelenkroon.
Held Achilleus had ze op zijn schild.
Als de zonneschijf in een bepaald beeld van de dierenriem treedt, bedekt zij dat met haar
stralen en wordt er zo het lichtkleed van.
In de talmoedische overlevering verschijnt de zon als wever; Sofia, de goddelijke
wijsheid, bij de maan vergeleken, draagt een zilveren kleed.
Men kende in Johannes'tijd de voorstelling, dat midden in de dierenriem een vrouw, het
sterrenbeeld de Maagd, staat;
Dat zon en maan de dierenriem aflopen en afwisselend in elke maand aan elk van de
dierenriembeelden haar lichtkleed geven;
dat de maan ook aan haar voeten, d.i. zuidelijk van de eclyptiek, kan staan;
dat aan de voeten van de Maagd het sterrenbeeld Hydra ( slang) staat.
Levendiger echter dan deze populaire voorstellingen zal Johannes voor de geest
gestaan hebben de droom van Jozef, die zon, maan en sterren voor zich zag neervallen.
Met de twaalf sterren in het diadeem van die zonnevrouw zal Johannes gedacht hebben
aan de twaalf aartsvaders en de twaalf apostelen.
In deze verschijning van de zonnevrouw geeft Johannes een pendant van de hemelse
verschijning van de Zoon des mensen in hoofdstuk 1.
Hij dacht in het geheel niet aan een 'moeder der goden'.
Hij maakt hier de moeder van de messias tot symbolische figuur.
Sterker nog: hij vermeldt later (vers 17): " de overigen van haar nakomelingen", namelijk
de christenen; met andere woorden - in deze gestalte van Maria, de gezegende onder
alle vrouwen, de dienstmaagd des Heeren, tekent hij de gemeente van Christus, de kerk.
Paulus noemt het hemelse Jeruzalem: onze Moeder (Galaten 4:26);
Johannes zelf noemt het 'de bruid, de vrouw van het Lam'( Openbaring 21:9).
Aan deze kunstenaar, die met symbolen werkt, moet men niet naïevelijk vragen, hoe de
moeder van de Messias tevens Zijn bruid kan zijn.
Even onbeschroomd als hij Christus aanduidt als het Lam, dat Leeuw is, duidt hij Maria,
de moeder van de Messias, als zinnebeeld van de gemeente.
Als zodanig verschijnt zij later in dit boek weer als de bruid van Christus.
Zó bezong ook Luther haar in zijn 'Geistliches Gesängbüchlein' (1524): "Sie ist mir lieb,
die werte Magd, und kann ihr'r nicht vergessen. Lob, Ehr und Zucht man von Ihr sagt; sie
hat mein Herz besessen'.
De bruid van Christus is bekleed met de volle zonneglans van de bijzondere, nu
vervulde openbaring.
Zij heeft de maan onder haar voeten: de heidenvolken leven n het zilverig licht van de
algemene openbaring, Gods eeuwige kracht en goddelijkheid èn, krachtens de
ongeschreven, in hun harten ingeschreven normen van goed en kwaad.

2. Die zonnevrouw bleek zwanger.
Zij schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren.
Wellhausen vindt dit maar een vreemde zaak: hoe kan de konngin des hemels, uitgedost
met zon, maan en sterren, aan de hemel zwanger worden?
Boll merkt op, dat hij eraan had kunnen denken, dat de Griekse mythe van Endymion, die
zich aan de 'hemelkoningin' Hera vergreep en ook met Selene ( de maan) een dergelijke
affaire ondernam,van haar mysterieuze zin ontdaan en tot een 'belachelijke grotesque'
wordt, als men haar zó weergeeft.
Wellhausen zag ook voorbij, dat dit toneel in zijn voortgang zich op aarde gaat afspelen:
de vrouw vluchtte in de woestijn!
De smartkreet van de vrouw gilde door de ruimte, maar er sidderde blijde verwachting in;
er ging iets nieuws en heerlijks verschijnen.
Ook Jesaja sprak van de noodkreten van Gods bruidsvolk: "Zoals een zwangere
vrouw… onder haar weeën schreeuwt, zo waren wij voor Uw aangezcht, Heere".
"Voordat de weeën Sion overvielen, heeft zij een zoon ter wereld gebracht".
Micha profeteerde, dat de, als een barende schreeuwende, dochter Sions wèl zou
weggevoerd worden door de ( babylonische) wereldmacht, maar daar zou bevrijd
worden.

3. Plots verscheen een ander teken aan de hemel, een grote vuurrode draak met zeven
koppen en tien horens en op zijn koppen zeven diademen.

4. Met zijn roodgloeiende, zwepende staart veegde hij een derde van de sterren weg
naar de aarde.
Dreigend-loerend stond dit ondier voor de vrouw in barensnood, om haar kind, vlak na
de geboorte, te verslinden.
De ziener introduceert in dit weerzinwekkende monster zijne majesteit de duivel.
Beeldsprakig zag reeds Jesaja ( 51: 9 en verder) de voorhistorische oceaan en de draak,
het chaosmonster, bij elkaar.
In de oertijd had JHWH deze monsters overwonnen en op groter schaal zal, in de laatste
dagen, deze zege zich herhalen in de strijd van de hemelse legerscharen met die van
satan.
Deze zal zich vertonen als geduchte wereldmacht, vijandig aan jodendom en
christendom ( Charles).

5. Die dreigende draak tegenover de vrouw: zou dat nieuwe leven aanstonds op
gruwelijke wjze worden vernietigd?
Het drama haast zich voort: er werd een zoon geboren, 'een mannelijk wezen'.
Dit is echt nadrukkelijk op z'n Hebreeuws gepreciseerd, maar het wil ook aanwijzen de
mannelijke kracht van de Messias ( Psalm 2:9).
Onmiddellijk proclameert Johannes Hem als de Messias: "Hij zal alle (opstandige) volken
hoeden met een ijzeren staf'.
Het helse plan van de draak werd verijdeld.
Hij had deze komende Heerser willen verdoen om zijn eigen macht te handhaven, maar
het messiaanse kind werd plotseling weggeveoerd naar God.

6. De vrouw vluchtte naar de woestijn, waar God haar een toevlucht had bereid.-
Naar joodse verwachting zal de Messias uit de hemel komen, als een goddelijk wezen.
Vanwege zijn messiaanse trekken werd Hizkia's terugkeer uit de hemel verwacht.
Jezus kondigde Zichzelf aan als de uit de hemel neergedaalde.-
Nu had Johannes kunnen teruggrijpen op de profetie van Jesaja over de geboorte van
de Messias, maar hij vermeldt hier schijnbaar niets van het aardse leven van Jezus.
Volgens Charles had Johannes hier een joodse apocalypse voor zich.
De talmoed heeft een verhaal van een Arabier, die van Maria zou hebben vernomen, dat
haar kind was weggerukt door een sterke windvlaag.
Elders heet het, dat de Messias nog verborgen blijft, om de zonden van het volk, totdat
Elia zal komen, om Hem te zalven.
Nòg leeft in de kern van het jodendom het besef van een messiaanse aanwezigheid in
een verborgen rechtvaardige in elke generatie, die hun lijden, plaatsvervangend,
verwerkt voor Gods aangezicht.
Volgens Boll is dit stilzwijgen over Jezus' aardse leven hieruit te verklaren, dat Johannes
het heeft over de preëxistente Messias, die uit de hemel komt en niet op aarde geboren
wordt.
Daarom moest deze geboorte aan de hemel plaatsvinden (:5); waarom Johannes, als
beeld, de Maagd=Isis=de hemelvrouw gebruikte.
Hij zou daarbij de neiging van zijn tijd zijn gevolgd, om elke lichtgod in bepaalde
sterrenbeelden te localiseren.
Toch moet Boll erkennen, dat de sobere tekening van de verzen 5 en 6 merkwaardig
dicht de evangelieberichten nadert.
Herodes'vervolging van het Kind van Bethlehem loopt paralel met die van de draak
jegens het kind van de zonnevrouw.
De vlucht van Maria en Jozef met het Kind naar Egypte herinnert aan de vlucht van de
goden voor de gigant Tyfon, de reus ( in de voor-griekse mythologie) met zijn honderd
drakekoppen.
Zo ook het bericht over de Wijzen uit het Oosten, die de koningsster hadden gezien.
Dus: wel degelijk heenwijzende flitsennaar het aardse leven van Jezus!
In zijn evangelie vermeldde hij evenmin opzettelijk de geboorteverhalen van Jezus,
welke Mattheüs en Lucas geven.
Hij begon onmiddellijk met de preëxistentie van het mensgeworden Woord, zoals hij hier
de hemelse herkomst van de op aarde geboren Messias illustreert.
Dit visioen van de vrouw en haar kind is dus allerminst een vreemd torso in zijn boek.
Johannes heeft het 'Kerst-gebeuren" in zijn eindtijd-boek op eschatologische wijze
weergegeven.
In het laatst der dagen zal de Messias andermaal verschijnen, maar dàn niet in
verborgenheid.
Het zal dan worden 'een groot teken aan de hemel'( 12:1).
Ook wat satan komplotteert, wordt dan in zijn drakerige gruwelijkheid opengelegd.
Bij Zijn eerste komst op aarde zagen alleen Jezus'volgelngen Zijn heerlijkheid.
In dit eschatologische "Evangelie" der "Openbaring" profeteert hij, dat heel de wereld,
zelfs de duivel en zijn trawanten, de glorie van de Logos, het Woord, zullen
aanschouwen en moeten erkennen als de van God Gezondene.
Het ging er Johannes om, vol licht te laten vallen op de moeder, dat is de gemeente en
haar woestijngang op aarde.
Maria, hier beeld van de gemeente, zou 1260 dagen lang in de woestijn worden
onderhouden, gedurende de hele noodtijd onder de vervolgingen van de draak.
De 'woestijn', de gele eenzaamheid en onherbergzaamheid van het isolement, is de
plaats, waar het waarachtig, God-innig leven het zuiverst genoten werd door de
christenen ( de martelaren! De Waldenzen, Hugenoten, Doopsgezinden, Armeniërs, de
zendingsarbeiders in China en Afrika!).
In de laatste tijden zal de gemeente een ghetto-gemeenschap worden.
De wereld zal haar uitstoten, de duivel haar vervolgen; maar God zal haar
'onderhouden'.
Zij zal ondervinden dat God goed is voor Zijn beloften.
Haar zal niets ontbreken."

In de volgende aflevering, Openbaring 12 (D), lezen we de aantekeningen van dr.L.D.
Terlaak-Poot over Openbaring 12 vanaf vers 7.

************************